Zeggelterf strekte zich uit aan weerszijden Oldenzaalsestraat

 

door Klaas Jan Uildriks

 

Bron: n Sliepsteen, jrg. 10, nr. 39, herfst 1994, pp.15-17,19

 

 

Tussen het hoge geboomte aan de Staringstraat achter de grote witte villa Oldenzaalsestraat 125, die Herman van Heek in 1908 liet bouwen, heeft tot omstreeks 1925 de boerderij van Het Zeggelt gelegen. Het grondbezit strekte zich vroeger even buiten de oude stad, aan weerszijden van de Oldenzaalsetraat uit. Er restte nog 3,2 hectare toen de gemeente het overnam. De grote weide bij de St. Jozefkerk is door Jac. Kleiboer nog enkele malen benut voor zijn nationale manifestaties, de Ibex in 1928, Zevenmijls in 1930 en 't Volle Profijt in 1936. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er een aantrekkelijke woonwijk. De vroegere toegangsweg van de Oldenzaalsestraat is als Zeggeltlaantje gehandhaafd.

Oorspronkelijk lag de boerderij aan de oostkant van de Oldenzaalsestraat. Deze kwam in 1872 in bezit van Blijdenstein en Co., die daar aan de huidige Oosterstraat drie jaar later een stoomweverij bouwde. Aan de westzijde van de weg naar Oldenzaal was inmiddels een nieuwe boerderij gebouwd. evenals de oude een los hoes, waar later het voorname boerenhuis is ontstaan, dat in het begin van deze eeuw voor de uitbreiding van de stedelijke bebouwing voorgoed moest verdwijnen.

Oud bezit

Hoewel het erve in een acte van 1324 al wordt genoemd mag worden aangenomen dat het al geruime tijd eerder is ontstaan. De oudste bron van vermelding is Het Register der Renten ende domeynen des landts van Twente. Omstreeks 1350 verpandde Jan van Arkel, Bisschop van Utrecht en Heer van Enschede, het erve Zeghelinc in de Groote Boermarke (Eschmarke) aan Willem van Loen. Deze Willem van Loen was geen familie van de Van Loens van het Van Loenshof. Hij woonde wel in Enschede, was een invloedrijke borgman in Nienborg, stond op zeer goede voet met de vroedschap van Deventer en bewerkstelligde in 1370 de vrede tussen deze stad en de Heer van Ottensteyn. Het erve Zeghelinc was toen betrekkelijk nieuwe en zijn tienden gingen naar de proosdij van Oldenzaal. Het waren zogenaamde novale tienden. Pachten werden niet in geld maar in natuurprodukten opgebracht. Het werden tienden genoemd, waarvan ook sprake is in het Oude Testament. Daarmee werd aangeduid hoeveel van de bodemopbrengsten of jonge veestapel moest worden afgestaan aan de bezitter van het goed, in dit geval de kerk. Pas in 1909 werd de tiendplichtigheid afgeschaft.

Naam

De naam Zeggelt werd door de eeuwen heen verschillend geschreven. Zeghel was een Saksische voornaam en het achtervoegsel inc betekent zoon van.

In de rekeningen van het bisdom van de jaren 1325-1336 heet het erve Zeghelinc. Van 1378 tot 1573 heet het erve Seegeling. In de zestiende eeuw kwam het aan het Huis Welbergen in Münsterland. Van het jaar 1662 is bewaard gebleven een Orde en Redresse van Domeinen van Twente waarin sprake is van het Seegelt, terwijl in 1695 de naam Segelink wordt genoemd. Pas in 1760 vinden we de huidige naam Zeggelt.

De tijden waren in de Middeleeuwen voor de boeren bedroevend slecht en werden vaak gekenmerkt door natuurrampen en rooftochten, die mens noch dier spaarden. Van de 26 bisschoppelijke erven, die toen in de parochie Enschede lagen, was het Zeghelinc een der weinigen, dat niet ledig en onbebouwd was.

Een volgende bron van kennis der boerenerven is de rekening van de Drost van Twente van 1492/1494. Hierin staan de inkomsten uit de bezittingen.

Hofvaart

Voor een regelmatig beheer waren deze erven ondergebracht in groepen, hoven genaamd, met aan het hoofd een hofmeier. Hij moest er voor zorgen, dat de pachten regelmatig binnenkwamen en dat de erven voldoende bezet waren met boeren. Zij waren echter geen pachters, maar ze maakten een deel uit van de inventaris van het erve. Eens in het jaar was er de contactdag en meestal was deze hofdag op Hemelvaartsdag in de morgen. De boeren kwamen dan bijeen op de hoven waaronder zij ressorteerden en brachten verslag uit over alles wat in het afgelopen jaar was gebeurd b.v. wie er was geboren of overleden enz. Tevens werd hen dan in de meest letterlijke zin de wet met het hofrecht gelezen.

Tot deze groep van erven behoorden in de Eschmarke de erven Zeggelt en Holzik, die naar Delden ter hofvaart togen en het erve Tegeler, dat bij de hof van Oldenzaal behoorde. Helaas zijn de hofprotocollen alleen vanaf het midden der 17e eeuw bewaard gebleven. De Staten van Overijssel waren in de plaats der Bisschoppen getreden. De erven Zeghelinc, Holzik en Thegederinc (Tegeler) behoorden dus tot de zogenaamde provinciale meiers.

Machtsgebieden

Aanvankelijk was Seggelt bisschoppelijk domein. In 1528 verviel het aan Karel V en werd dus vorstelijk domein. Na de verovering van Enschede door Prins Maurits in 1597 werd het provinciaal domein en in 1795 werd het rijksdomein. De landsregering verkocht ze toen.

In 1492 werden de erven Zeggelt en Holzik op de vierde garve bebouwd, dat wil zeggen, dat van elke 4 garven die geoogst werden er een aan de landsheer verviel. Bovendien werd er van elke tien een uitgenomen. De boer hield dus van elke tien garven 6 1/2 garve over. Zeggelt bleef steeds een garfgoed; er werd dus geen vaste pacht betaald, maar daarnaast genoot de landheer wel de wisselgelden. Wilde bijvoorbeeld een boer trouwen, dan moest hij een vrouw van zijn eigen familie ruilen met een ander erve en daarvoor wisselgeld betalen. Dit bedrag stond niet vast, maar bij het Hof van Delden was dat ongeveer 28 Arnoldus gulden. Was de boer gestorven, dan moest de jonge opvolger opvaart betalen. Ook dit bedrag was verschillend. Een der erven van de Hof van Delden betaalde in 1492 129 Arnoldus gulden. Daarvoor kwam dan de nieuwe boer als eijn rechte erfvolger up syn olde pacht, tyns, denst, schot, schattinge ende schulden na uutwisinge mijns heren register.

Denkt u nu niet, dat de boer nu verder van alle lasten vrij was. Er was ook nog de schatting, die werd omgeslagen. De provincie moest een bepaald bedrag betalen en op de kwartierdag in Borne werd overeenkomstig een bepaald register de bijdrage voor Twente bepaald. Dit was dan ongeveer 1000 gulden. Hiervan betaalde het Gerigt Delden 103 gulden en het Gericht Enschede 114 gulden. Deze bedragen werden omgeslagen over de erven en van elk erf betaalden de huysluyden twee delen en de landheer een deel, terwijl de markenontvanger zorgde voor inning en afdracht. De boer kreeg een belastingsboekje in perkament gebonden waarin de betalingen werden gequiteerd. In 1790 betaalde Zeggelt voor gezaai 8.19.4, voor beesten 7.-.-, voor paard 2.11.-, voor gemaal 4.4.-, voor geslagte 1.6.-, voor dienstgeld 2.-.- en voor reliqua -.1.-, samen 26 guldens, 10 stuivers en 4 duiten.

Vrijgekocht

Het nog aanwezige register van het Hofprotocol van Delden begint in 1636 en reeds in 1637 vermeldt de Hofrichter Albert Meijer het huwelijk van de vrigekoffte Aelken Wiffkinck (Aelken Wieferinck) met Geert Segelinck. Zij had zich vrijgekocht uit de Hof van Espelo en kon zich nu naar de Hof van Delden begeven. Bovendien had ze nu ook een van haar kinderen vrijgekocht. Dat kind werd daar dan voor aangewezen als vast stond welk kind op het erve bleef. Een enkele maal mankeert het Zeggelt op de Hofdag en krijgt dan een boete zoals blijkt in 1683.

In het tweede hofboek, dat begint in 1716, staat dat op het erve Zeggelt in het gericht Enschede is overleden de huisvrouw van Jan Segelinck, Geertien ten Vervelde. Zij hebben drie dochters: Geertken, Hermken en Jenneken. Jan Zeggelt heeft met zijn vrouw het erve verlaten en in 1695 laten vaststellen, dat hij vrij was terwijl in 1715 hun drie dochters vrijgegeven werden, toen hun moeder was overleden.

Vrijbrief

Ick Jan Meijer, hofmeier des Haaves Delden, doen cont ende betuige crafft deeses dat ick laate ledigh ende los Jan Segelink echte soon van wijlen Geert Segelinck uit derselven echte des Haaves Delden om nu voor een vrij persoon verclaert moet worden mytsdeesen in orkunde der waerheijt hebben ick Hogmeier vornompt dytselve eijgenhandigh ondergeteijkent en versegelt. Actum Delden den 7 september 1695, Jan Meijer, Hofmeier van Delden.

Deze vrijbrief van Segelink, echte zoon van Geert Zegelink, is nog in het bezit van de familie Zeggelt. Jan Segelink huwde vermoedelijk weer met Engele Kolthoff. Zij kochten een huis aan de Haverstraat en hadden daar een klein boerenbedrijf met weven. Zij woonden bij Siethof in de bocht, die boven zijn niendeur had laten schilderen:

            Toe sieraet van de Statt en Gott tot lef en eeren
            Heb ick dit hues loaten smeeren en stoffeeren.

Jan Segelink had een zoon, Berent. Deze trok in het huis van zijn ouders. Eerst was hij getrouwd met H(anna) Weustink en na haar dood met M. Gunnink. Een zoon Engbert voert ons over een zoon Hendrik en nog een paar generarties tot de heer H.E. Zeggelink, die beide voornamen verenigde.

Naast de bemeierde hoeve kon de boer zijn bedrijf uitbouwen met gebouwen en gronden aan weerszijden van de Oldenzaalsestraat tot ongeveer 50 ha.

Lieftughuis

Lukas Zeggelt liet in 1725 bij het nieuwe erve dat achter de huidige witte villa van Van Heek stond een lieftughuis zetten door Herman Heutink voor 260 Car. gulden. In zo'n huis kwam de oude boer te wonen, waar hij nog een paar beesten kon houden. Hierbij behoorde 1/9 e van de grond. Zo ontstond de naam: Lutje Holsik, Lutje Varvik, Lutje Berenbroek, Lutje Wegeler, maar ook Klein Egberink, Klein Wiecherink en Olde Egberink. Later werd de verhouding veranderde op een op drie.

Gerrit Zeggelt, de zoon van Lukas, eveneens in het Hofboek vermeld, breidde het erf uit door aankoop van gronden in het Lasonder en hun opvolgers gingen daarmee voort, zodat het nieuwe erve Zeggelt midden in zijn gronden kwam te liggen. In 1812 werd de hofhorigheid opgeheven. De drostendiensten bestonden o.a. uit het repareren van wegen, dijken, bruggen, het vervoeren van militaire bagage en het bewaken van alle belangrijke plaatsen in kommervolle tijden. Ook moest de oudste zoon van het Zeggelt assisteren bij het handhaven van de orde bij criminele executies, zoals in september 1775 bij de executie van Huttenkloas op de galgenbult bij Oldenzaal.

Vrije boer

Op 21 november 1821 werden door het Rijk alle rechten, die het uit hoofde van de hofhorigheid had kunnen doen gelden, verkocht aan de boer voor de totale som van 5025 gulden. Hieronder waren niet begrepen de tienden, die het eigendom waren geweest van het geestelijk rentambt te Burg Steinfurt en wel het Huis Welbergen. De opbrengst hiervan kwam ten goede aan het Gereformeerde Consistorium te Burg Steinfurt, dat er de opleiding van enige predikanten mee bekostigde. De tienden waren in 1773 al afgekocht voor 2000 gulden. Zo was de eenmaal onvrije boer van het Zeggelt een vrij man geworden. Het was een onderscheiding voor een landbouwer geworden wanneer de volksstem hem aansprak met: Boer Zeggelt of Boer Holsik.

Was er een nieuwe afpaling nodig na de aankoop van gronden. dan haalde men zelf de stenen hiervoor uit de groeve van Bentheim.

Men bezat ook de schilderachtige löshoes boerderij De Kroedhöfte met haar tuin met geneeskrachtige kruiden.

Kerkdiensten

Bij de verwijdering van drie grote pilaren uit de Grote Kerk, omdat ze het uitzicht op de preekstoel benamen, werden gedurende acht weken de godsdienstoefeningen in het erve Zeggelt gehouden.

Ook na de brand van 7 mei 1862 werd hiervoor van dit erve en van het erve Varvik gebruik gemaakt {zie ook W.G.A.J. Röring, Kerkelijk en wereldlijk Twente, deel II, 1911, p.330, hjmw}. Een oude statenbijbel was hiervoor een passende beloning.

De bewoners van het erve maakten geregeld grote tochten met paard en wagen over de zandwegen en door het veen. Zo bezochten ze geregeld de markt te Coevorden. De weg voerde dan door het Langeveen, dat toen door rovers heel onveilig was. De bewoner van de Kroedhöfte ging dan mee. Soms werden ze overvallen en de Zeggelters en de Kroedhöofter sloegen er dan hard op. Eenmaal kwam de wönner van de Kroedhöfte te laat op het Zeggelt, want de wagen was een half uur geleden vertrokken. geen nood, dan ging hij maar alleen te voet. Toen de Zeggeltsen de volgende morgen op de markt kwamen, was de bewoner van de Kroedhöfte daar al aanwezig. Evenals bij het Ribbelt kende men ook bij het Zeggelt de Zeggeltsbrink, die waarschijnlijk geweest is bij de tegenwoordige Molenstraat, dicht bij het oude Joodse kerkhof.

Op die brinken vonden de brinkzitters elkaar. Deze groep mensen bezaten daar een klein stukje grond. Ze hadden geen zeggenschap of rechten op de gemeenscahppelijke markengrond. Bij de markenverdeling kreeg ook het Zeggelt zijn overeenkomstig deel toegewezen. Omdat het geen veldgrond meer voor de niendeur had liggen, zoals de boeren aan de Esch, kreeg het verder gelegen heidegronden, waarvan later weiden werden gemaakt.

Op het erve Zeggelt was een hertenkamp, waarvoor de bewoners van de stad vooral op zondagmiddagen grote belangstelling hadden. Ook was er nog een oude schaapskooi in de buurt.

Stadsuitbreiding

In 1917 moesten veel stukken land worden afgestaan voor stadsuitbreiding, oa.a. door de aanleg van de Lasondersingel. Het dorado van de kunstschilders, het schilderachtige Kroedhöfte, werd afgebroken. Vanaf 1928 was het een groot terrein voor internationale tentoonstellingen. Eerst werd hiervoor het halve erve gebruikt, maar later het heel erf inclusief de boomgaard, waarvan de bomen samen met de andere dikke bomen op het erf, werden gekapt.

Als een stamvader van de familie Zeggelt vond de heer J. Ouwens Sr. de naam Lucas Zeggelt, die volgens het doopboek van de Hervormde Gemeente Enschede op 17 februari 1725 een kind laat dopen, genaamd Gerrit. Deze Gerrit is een der ondertekenaars geweest van de oorkonde aangeboden aan de heer J.D. Baron van der Capellen tot den Pol, in verband met de afschaffing van de Drostendiensten in Overijssel. Gerrit Zeggelt wordt aangeduid als boerrichter in de Eschmarke en was gehuwd met Fenneken Ueldrink. Dit echtpaar kreeg 9 kinderen, waaronder een Bernardus.

Het overleden erelid der Historische Sociëteit, Johan Schurink, die als jongen vaak op de boerderij had gespeeld, vertelde mij eens dat hij het volgende gedichtje op de boerderij had gelezen:

            Bernardus is mijn naam, Zeggelt is mijn naam
            O, God maak mij tot Uwen dienst bekwaam
            Binnen Enschede ben ik geboren
            Den Hemel zij mij uitverkoren
            Bij mijn geloove wil ik blijven
            Dus hoop ik niet te wijken af
            Totdat de dood mij draagt na duister graf ..
                        Bernardus Zeggelt 1807

De definitieve afbraak van deze historische, statige Zeggeltshoeve zou geschieden, maar nog steeds spreekt deze boerderij tot de verbeelding van zeer veel Enschedeërs.

 

Bronnen:

- Benthem Gz., Dr. A., De geschiedenis van Enschede en zijn naaste omgeving

- Deinse, J.J. van, Uit het land van katoen en heide

- Stroink, L.A., Stad en land van Twente

- Snuif, C.J., Verzamelde bijdragen tot de geschiedenis van Twente

- Huisarchief van de familie Bosma-Zeggelt te Dalfsen

- Huisarchief J. Ouwens te Enschede


Bijschriften foto's en figuren:

- (Foto SHSEL) Het voorname boerenhuis van het erve Zeggelt lag ongeveer achter de door Herman van Heek gebouwde witte villa aan de Oldenzaalsestraat. Hier werd na de Tweede Wereldoorlog de Staringstraat aangelegd en een nieuwe woonwijk gebouwd.
{ In de villa (Oldenzaalsestraat 123) is sinds november 1996 AXIS media-ontwerpers gevestigd. hjmw}

- (Foto SHSEL) Vanaf het dak van de fabriek van Van Heek en Co aan de Parallelweg is in 1893 over de Molenstraat heen deze foto gemaakt van het erve Zeggelt. Ongeveer in het midden boven ligt het boerenhuis. Rechts de Oldenzaalsestraat. De Jozefkerk moest nog worden gebouwd.

- (Foto SHSEL) Gedeelte van de niendeur van de boerderij op het Zeggelt uit 1672, nu nog aanwezig in een boerderij te Losser.

- Het huis- of eigendomsmerk van de familie Zeggelt.


n Sliepsteen is een uitgave van de Stichting Historische Sociëteit Enschede-Lonneker (SHSEL) // Administratie n Sliepsteen: Elly Uildriks-Beerta, Veenstraat 212, 7511 AW Enschede // Redactie n Sliepsteen: Wil Metselaar-Schaink, Potsweg 94, 7523 LB Enschede // Secretariaat SHSEL: H.W. Stip, Eulebrink 2, 7544 MJ Enschede


Bewerking voor het web: Michiel Wijers * zomer 1999

Inlichtingen: hjmw@iname.com